De leerkracht stelt hier voor aanvang van het voorlezen mooie hogere orde denkvragen. Ze vraagt om voorspelling (“waar zou dit boek over gaan?”) en vraagt naar denkprocessen (“waar kan je dat aan zien?). De kinderen zijn nu direct betrokken en worden nieuwsgierig gemaakt naar wat er komen gaat.
Vervolgens benoemt de leerkracht expliciet het leerdoel (“ik wil graag dat jullie leren om samen mee te lezen”). Hierbij neemt ze een moment om eventuele zorgen van kinderen weg te nemen (“als je denkt ik kan nog niet lezen – dat is niet erg, misschien herken je wel een letter omdat die in je naam zit”), waarmee ze een proactieve houding en een gevoelig oog laat zien.