In groep 1 en 2 kunnen kinderen 60 tot 80% van de schooltijd ‘vrij’ bewegen. In groep 3 is dat gemiddeld 10%. In kleutergroepen zie je dat kinderen, ook als zij geconcentreerd met een werkje bezig zijn, af en toe lopen, iets uit een kast pakken of wegbrengen, even bij elkaar kijken… Dat is een normale, gezonde behoefte, vanuit het eigen ritme van het kind. Bewegen is ook het afreageren van (in-)spanning. Als aan die behoefte niet voldaan wordt, kan dat leiden tot meer agressief gedrag in de pauzes, zoals uit ouder onderzoek is gebleken (Johnstonen Krovetz, 1976).
Tegennatuurlijk zitten leidt tot onrust
Volwassenen in een kantoor bewegen ook. Ze lopen even naar het koffieapparaat, schieten een collega aan, gaan even ‘ijsberen’ op de gang. Waarom zou dat bij kinderen vanaf groep 3 niet meer kunnen? Een omgevingspycholoog schreef: ‘Het moeten stilzitten op dezelfde stoel op dezelfde plek voor een groot deel van de dag is voor volwassenen al een inhumane situatie, laat staan voor kinderen’ (Mehrabian, 1978).
Verschillende onderwijssituaties
Het is verstandig om verschillende onderwijssituaties te onderscheiden, waarbij verschillende regels voor bewegen gelden. Bij intensieve instructie – kort en helder, eventueel in een gespreksvorm – geldt: blijven zitten, tenzij het kind echt naar de wc moet. Naast de intensieve instructie zijn er werkperioden waarbij het gaat om oefenen of toepassen. Dan kan af en toe even lopen toegestaan worden, mits niet storend voor anderen. Met individuele kinderen worden hierover afspraken gemaakt. Als de leerkracht merkt dat veel kinderen geestelijk vermoeid raken, kan er even een bewegingsspelletje ingelast worden. Bij werksituaties waarin zelfstandig of zelfverantwoordelijk werken centraal staat (zoals de ‘blokperiode’ in Jenaplanscholen – zie Both en De Jong, 2004) geldt die bewegingsvrijheid nog sterker. Kinderen kunnen als ze dat willen dan ook op de grond werken met materialen. De gedragsregels worden regelmatig besproken met de kinderen, die daarover vaak zeer verstandige dingen kunnen zeggen. Zo nodig wordt ook geoefend, bijvoorbeeld in stil lopen, de deur open en dicht doen, en dergelijke.
Advies en aanvullende literatuur
Belangrijk is een dag- en weekplanning met een afwisseling van zeer geconcentreerd ‘hoofdwerk’ en meer ontspannen activiteiten. Binnen die blokkentijd, die je – om een begrip uit de muziek te gebruiken – de ‘maat’ zou kunnen noemen, moeten kinderen ruimte hebben voor het volgen van een eigen ritme, inclusief bewegen (zie Both, Meijer en Veneman, 2004).
Lees het originele artikel ‘Ruimte voor bewegen’ van Hanneke Verkleij